ECLI:NL:CRVB:2021:249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die eerder als schoonmaakster werkte, had zich ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Appellante voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat, maar de Raad oordeelde dat haar argumenten in hoger beroep een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd en dat er geen nieuwe feiten of bewijs waren gepresenteerd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de ZW-uitkering van appellante te beëindigen. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren en dat appellante in staat was deze functies te vervullen, ondanks haar klachten. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met B.V.K. de Louw als griffier.