ECLI:NL:CRVB:2021:2470
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na herziening van de FML
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich had ziek gemeld met rugklachten. Het Uwv had appellant een WGA-vervolguitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 35 tot 45%. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn beperkingen waren onderschat. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die aanleiding gaf om de eerder vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 augustus 2017 aan te scherpen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de FML correct was vastgesteld en dat de door het Uwv geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.