Uitspraak
20 3063 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
8 oktober 2019 helder wordt uitgelegd waarom er geen extra beperkingen worden aangenomen. Hij heeft hierin toegelicht dat uit een rapport van 11 april 2017 naar voren komt dat een verzekeringsarts bezwaar en beroep in bezwaar tegen de WIA-beëindiging per
30 november 2016 op 11 april 2017 een lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd en in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van diezelfde datum extra beperkingen heeft aangenomen voor de rechterschouder, met als doel het gebruik van de rechterarm uit te sluiten en die te ontzien van enig gebruik omdat appellante anders pijn lijdt. Deze klachten zijn dus al meegewogen in de WIA-beoordeling van eind 2016. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport verder overwogen dat de orthopedisch chirurg in het bericht van
14 maart 2018 concludeert dat er geen eenduidige verklaring is voor de forse pijnklachten, zodat niet kan worden geobjectiveerd dat er met ingang van 24 januari 2017 sprake is van verdergaande beperkingen voortkomend uit de rechterschouderklachten. De rechtbank heeft deze conclusies gevolgd. In wat appellante heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor twijfel aan de vastgestelde beperkingen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het Uwv terecht heeft bepaald dat appellante met ingang van 24 januari 2017 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.