ECLI:NL:CRVB:2021:2446
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin zijn beroep tegen het besluit van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen ongegrond werd verklaard. Appellant, die zich ziek had gemeld met schouder- en psychische klachten, betoogde dat de medische beoordeling door het Uwv onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische beperkingen en medicatiegebruik. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de medische informatie van behandelend artsen adequaat hadden betrokken en dat er geen recente medische gegevens waren die de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat de beperkingen zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 februari 2018 correct waren en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. Het verzoek van appellant werd afgewezen en het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.