Uitspraak
19 2402 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
R.I.S. van Haaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2021.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen het niet tijdig nemen van besluiten op zijn aanvragen om bijstand niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant had zich op 9 december 2016 gemeld voor een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had een voorschot van € 100,- ontvangen. Later, op 2 mei 2017, diende hij opnieuw een aanvraag in, die werd afgewezen omdat hij niet in de gemeente Rotterdam woonde. Appellant stelde het college in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvragen en vorderde een dwangsom. Het college verklaarde echter dat er geen aanvraag was ontvangen, waardoor er geen besluit kon worden genomen.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van besluiten niet-ontvankelijk en het beroep tegen het dwangsombesluit ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij wel degelijk een aanvraag had ingediend, maar de Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat appellant een aanvraag had gedaan. De Raad concludeerde dat het college niet verplicht was om een besluit te nemen, omdat er geen aanvraag was zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank het beroep tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van dit beroep. De overige delen van de uitspraak werden bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.