ECLI:NL:CRVB:2021:2421
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inspanningsverplichting college bij vacatures voor ambtenarenfunctie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die eerder tijdelijk was aangesteld als [naam functie 1] bij de gemeente Den Haag, stelde dat het college hem ten onrechte slechts zes maanden had hoeven wijzen op vacatures voor deze functie. Hij betoogde dat deze inspanningsverplichting langer had moeten duren, omdat hij mogelijk een vaste aanstelling had kunnen krijgen als de sollicitatieprocedure correct was verlopen. De Raad oordeelde echter dat het college met de termijn van zes maanden aan zijn verplichtingen had voldaan. De Raad wees erop dat er geen wettelijke regels zijn die een bepaalde duur van de inspanningsverplichting vereisen en dat het college in redelijkheid kon besluiten om de duur te baseren op de tijdelijke aanstelling van de appellant.
Daarnaast stelde de appellant dat de rechtbank te gemakkelijk had aangenomen dat er in de zes maanden geen vacatures waren verschenen. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van het college dat er geen vacatures waren en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant niet was geschaad in zijn belangen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van het college in het kader van de Ambtenarenwet en de zorgvuldigheid die vereist is in sollicitatieprocedures, maar bevestigt ook de ruimte die het college heeft in het bepalen van de duur van inspanningsverplichtingen.