Uitspraak
20.1933 AOW, 21/771 AOW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 5 februari 2021 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot de terugvordering van een te veel betaalde toeslag op zijn AOW. Appellant ontving een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een toeslag voor zijn echtgenote, waarvan de hoogte afhankelijk was van haar inkomen. Na een onderzoek door de Svb in september 2018, werd vastgesteld dat het inkomen van de echtgenote te hoog was, wat leidde tot een herziening van de toeslag en een terugvordering van € 11.051,34. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de ongegrondverklaring van het bezwaar bevestigd. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar de Svb heeft in een nieuw besluit (bestreden besluit II) bepaald dat appellant vanaf 1 januari 2017 recht op toeslag behoudt, maar dat het bedrag van de terugvordering verlaagd werd naar € 9.014,29. Appellant handhaafde zijn hoger beroep, stellende dat er dringende redenen waren om van herziening met terugwerkende kracht af te zien.
De Raad oordeelde dat er geen procesbelang meer was bij de behandeling van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak, omdat de Svb het eerdere besluit had ingetrokken. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat het beroep tegen het nieuwe besluit ongegrond was. De Raad concludeerde dat appellant had kunnen begrijpen dat de stijging van het inkomen van zijn echtgenote invloed had op de hoogte van de toeslag, en dat er geen aanleiding was om van herziening af te zien. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E.E.V. Lenos als voorzitter.