ECLI:NL:CRVB:2021:2411

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
20/2566 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering dwangsom bij te late beslissing op aanvraag bijzondere bijstand voor vriezer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis om een dwangsom toe te kennen aan appellante, die een aanvraag had ingediend voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van een vriezer. Appellante stelde dat het college te laat had beslist op haar aanvraag en dat zij het college in gebreke had gesteld via een e-mailbericht op 9 september 2019. De Centrale Raad oordeelde echter dat het e-mailbericht niet als een ingebrekestelling kon worden aangemerkt, omdat de opmerking van appellante te vrijblijvend was en niet duidelijk genoeg aandrong op een beslissing. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de kosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat appellante niet voldoende had aangetoond dat zij het college had gemaand om alsnog een beslissing te nemen op haar aanvraag.

Uitspraak

20.2566 PW-PV

Datum uitspraak: 28 september 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 juli 2020, 20/500 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis (college)
Zitting heeft: G.M.G. Hink
Griffier: M. Zwart
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2021. Voor appellante is verschenen mr. M.L.M. Klinkhamer, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Yavuzyiğitoğlu en S. de Bruin.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het college terecht heeft geweigerd een dwangsom toe te kennen in verband met het te laat beslissen op de aanvraag om bijzondere bijstand voor een vriezer (aanvraag), omdat appellante hem niet in gebreke heeft gesteld. Appellante heeft aangevoerd dat zij door middel van haar e-mailbericht van 9 september 2019 (e-mailbericht) het college in gebreke heeft gesteld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Van een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is sprake als duidelijk is dat de belanghebbende het bestuursorgaan maant om alsnog een bepaald besluit te nemen. Daarvan is sprake indien voldoende duidelijk is op welke aanvraag het geschrift betrekking heeft, dat belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en dat belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen.
Zoals ter zitting besproken, is niet langer in geschil dat voldoende duidelijk is dat het e-mailbericht betrekking heeft op de aanvraag en dat appellante zich op het standpunt stelt dat het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. Het geschil spitst zich toe op de vraag of appellante er in het e-mailbericht op heeft aangedrongen dat alsnog een beslissing wordt genomen op haar aanvraag.
Anders dan appellante heeft aangevoerd, is de opmerking “Wellicht kan deze afdeling ons berichten hoe deze aanvragen hiermee beoordeeld worden.” niet aan te merken als het aandringen op het alsnog nemen van een beslissing. Daarvoor is de woordkeuze te vrijblijvend. Uit de beantwoording van het e-mailbericht door een medewerker van het college blijkt ook dat het college het e-mailbericht heeft opgevat als een verzoek om informatie. Het college heeft het e-mailbericht terecht niet opgevat als een ingebrekestelling.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling in de kosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M. Zwart (getekend) G.M.G. Hink