Uitspraak
19.1660 PW-PV, 19/1661 PW-PV, 19/1662 PW-PV, 19/3007 PW-PV
mr. R.J.M. Codrington.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van diverse aanvragen om bijstand en individuele inkomenstoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellant heeft niet de gevraagde bankafschriften en overige gegevens volledig overgelegd, wat noodzakelijk was om zijn financiële situatie en recht op bijstand te kunnen beoordelen. Ondanks dat appellant en zijn gemachtigde niet verschenen ter zitting, heeft het college zich laten vertegenwoordigen door R.J.M. Codrington.
De rechtbank had eerder de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Appellant voerde aan dat hij de gevraagde gegevens wel had overgelegd en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de ontbrekende gegevens noodzakelijk waren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant de bankafschriften niet volledig had verstrekt, aangezien hij slechts één of twee pagina’s per volgnummer had overgelegd. De rechtbank had terecht overwogen dat het verstrekken van de ontbrekende bankafschriften essentieel was voor de beoordeling van de financiële situatie van appellant.
Daarnaast voerde appellant aan dat zijn psychische gesteldheid hem belemmerde in het tijdig overleggen van de gevraagde stukken. De Centrale Raad van Beroep verwierp deze beroepsgrond, omdat appellant niet met medische stukken had onderbouwd dat hij door zijn psychische klachten niet in staat was om de gevraagde gegevens te overleggen of hulp in te schakelen. De gemachtigde van het college meldde ter zitting dat appellant inmiddels in aanmerking was gebracht voor bijstand. De Centrale Raad bevestigde de aangevallen uitspraken en wees een veroordeling in proceskosten af.