ECLI:NL:CRVB:2021:241

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
19/1660 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing en buitenbehandelingstelling van aanvragen om bijstand en individuele inkomenstoeslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van diverse aanvragen om bijstand en individuele inkomenstoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellant heeft niet de gevraagde bankafschriften en overige gegevens volledig overgelegd, wat noodzakelijk was om zijn financiële situatie en recht op bijstand te kunnen beoordelen. Ondanks dat appellant en zijn gemachtigde niet verschenen ter zitting, heeft het college zich laten vertegenwoordigen door R.J.M. Codrington.

De rechtbank had eerder de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Appellant voerde aan dat hij de gevraagde gegevens wel had overgelegd en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de ontbrekende gegevens noodzakelijk waren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant de bankafschriften niet volledig had verstrekt, aangezien hij slechts één of twee pagina’s per volgnummer had overgelegd. De rechtbank had terecht overwogen dat het verstrekken van de ontbrekende bankafschriften essentieel was voor de beoordeling van de financiële situatie van appellant.

Daarnaast voerde appellant aan dat zijn psychische gesteldheid hem belemmerde in het tijdig overleggen van de gevraagde stukken. De Centrale Raad van Beroep verwierp deze beroepsgrond, omdat appellant niet met medische stukken had onderbouwd dat hij door zijn psychische klachten niet in staat was om de gevraagde gegevens te overleggen of hulp in te schakelen. De gemachtigde van het college meldde ter zitting dat appellant inmiddels in aanmerking was gebracht voor bijstand. De Centrale Raad bevestigde de aangevallen uitspraken en wees een veroordeling in proceskosten af.

Uitspraak

19.1660 PW-PV, 19/1661 PW-PV, 19/1662 PW-PV, 19/3007 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 8 maart 2019, 18/4362 (aangevallen uitspraak 1), 18/4363 (aangevallen uitspraak 2), 18/4364 (aangevallen uitspraak 3) en 29 mei 2019, 18/5926 (aangevallen uitspraak 4)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 25 januari 2021
Zitting heeft: A.M. Overbeeke
Griffier: J.B. Beerens
Appellant en zijn gemachtigde zijn met bericht, hoewel daartoe opgeroepen, niet verschenen ter zitting. Het college, eveneens opgeroepen, heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.J.M. Codrington.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in de hoger beroepen om de afwijzing van de aanvragen om individuele inkomenstoeslag (19/1660), de afwijzing van de aanvraag om bijstand (19/3007) en de buitenbehandelingstelling van aanvragen om bijstand (19/1661 en 19/1662) en de hierop betrekking hebbende besluiten op bezwaar van 5 juli 2018, 6 juli 2018 en 8 oktober 2018 (bestreden besluiten).
Het college heeft aan alle bestreden besluiten - samengevat - ten grondslag gelegd dat appellant de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt. In het bijzonder heeft appellant de gevraagde bankafschriften niet volledig verstrekt.
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
Appellant heeft (in 19/3007) aangevoerd dat hij de gevraagde gegevens wel heeft overgelegd en (in 19/1660, 19/1661 en 19/1662) dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de ontbrekende gegevens noodzakelijk waren voor het kunnen beoordelen van de financiële situatie van appellant.
Deze beroepsgronden slagen niet. Vast staat dat appellant de gevraagde bankafschriften niet volledig heeft verstrekt. Appellant heeft immers van de bankafschriften over een bepaalde periode slechts één of twee pagina’s per volgnummer verstrekt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het verstrekken van de ontbrekende bankafschriften nodig is om de financiële situatie van appellant en zijn recht op bijstand te kunnen beoordelen.
Appellant heeft verder aangevoerd dat zijn psychische gesteldheid met zich brengt dat hij niet in staat is (tijdig) over de gevraagde stukken te beschikken en daar redelijkerwijs ook niet over kon beschikken.
Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Appellant heeft niet met medische stukken onderbouwd dat hij vanwege zijn psychische klachten niet in staat was de gevraagde bankafschriften en de overige gegevens te overleggen of niet in staat was om daarbij de hulp in te schakelen van iemand anders.
De gemachtigde van het college heeft ter zitting overigens meegedeeld dat appellant inmiddels in aanmerking is gebracht voor bijstand.
Dit betekent dat de hoger beroepen niet slagen, zodat de aangevallen uitspraken moeten worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J.B. Beerens (getekend) A.M. Overbeeke