ECLI:NL:CRVB:2021:2395
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen strafontslag van docente wegens plichtsverzuim
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een docente die door het bestuur van de Openbaar Onderwijs Groep Groningen strafontslag heeft gekregen wegens plichtsverzuim. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 september 2021 uitspraak gedaan. De appellante, die sinds 2004 als docent werkzaam was, betwistte de kwalificatie van haar gedragingen als plichtsverzuim. Ze voerde aan dat de rechtbank ten onrechte het verslag van een gesprek op 17 juli 2017 bij haar oordeel heeft betrokken, omdat de houding van haar gesprekspartners intimiderend was. De Raad oordeelde echter dat de appellante niet voldoende onderbouwde dat het verslag niet klopte en dat de intimidatie niet voldoende was om de kwalificatie van haar gedragingen te weerleggen.
De Raad beoordeelde vier specifieke gedragingen die aan het strafontslag ten grondslag lagen. Gedraging I betrof het niet verschijnen tijdens een surveillancedienst op 29 juni 2017, wat de Raad als plichtsverzuim kwalificeerde. Gedraging II betrof de afwezigheid bij een rapportvergadering op 13 juli 2017, waarbij de Raad oordeelde dat het bestuur onvoldoende grond had om de ziekmelding van de appellante als ongeloofwaardig terzijde te leggen. Gedraging III betrof het niet adequaat toezichthouden op leerlingen tijdens een onderzoeksopdracht, wat ook als plichtsverzuim werd gekwalificeerd. Gedraging IV betrof het niet geven van een verplichte les, wat eveneens als plichtsverzuim werd aangemerkt.
De Raad concludeerde dat de disciplinaire maatregel van strafontslag niet onevenredig was aan het plichtsverzuim, vooral gezien de eerdere waarschuwing in de vorm van een schriftelijke berisping. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het bestreden besluit bleef in stand.