ECLI:NL:CRVB:2021:2385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering na ziekte en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die zich op 20 oktober 2014 ziek had gemeld. Het Uwv had eerder geweigerd om appellant een uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant had bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. Na een melding van verslechtering van zijn gezondheid op 18 mei 2017, weigerde het Uwv opnieuw een WIA-uitkering, omdat er geen nieuwe beperkingen waren vastgesteld die voortkwamen uit de eerder vastgestelde aandoeningen.
De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten en voegde hij nieuwe klachten toe, waaronder een kinkhoestinfectie. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordelingen van de artsen van het Uwv. De Raad concludeerde dat de gedingstukken geen concrete gegevens bevatten over de diagnose kinkhoest en dat de eerdere medische beoordelingen zorgvuldig waren uitgevoerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.