ECLI:NL:CRVB:2021:2380
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na scooterongeval
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als magazijnmedewerker, schoonmaker en koerier werkte, is uitgevallen door klachten na een scooterongeval in mei 2013. Het Uwv kende hem een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar na herbeoordeling werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 47,97%. Appellant betwistte deze beoordeling en voerde aan dat het Uwv een verkeerde maatstaf had gehanteerd en dat er onterecht geen beperkingen waren vastgesteld op bepaalde items in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende had besproken en dat het Uwv de juiste maatstaf had gehanteerd. De Raad verwierp de stellingen van appellant dat er een direct verband was tussen de verschillende beoordelingspunten en dat de berekening van het maatmanloon onjuist was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.