ECLI:NL:CRVB:2021:2363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante ontving sinds 17 juli 2015 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor alleenstaande ouders. Naar aanleiding van een anonieme tip dat appellante een relatie had met X, heeft de gemeente Lelystad een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante in strijd met haar wettelijke inlichtingenverplichting geen melding had gemaakt van haar gezamenlijke huishouding met X, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstand met terugwerkende kracht.
De Raad heeft vastgesteld dat zowel appellante als X hun hoofdverblijf hadden op het uitkeringsadres en dat er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende feitelijke grondslag boden voor de conclusie dat er een gezamenlijke huishouding was. De zorg die appellante aan X verleende, was van voldoende gewicht om wederzijdse zorg aan te nemen, ondanks dat appellante stelde dat de zorg eenzijdig was. De Raad bevestigde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het college van burgemeester en wethouders gerechtigd was om de bijstand in te trekken.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.