ECLI:NL:CRVB:2021:2357
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing sollicitatie Koninklijke Marechaussee
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 11 december 2020 het beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Defensie ongegrond heeft verklaard. Appellant, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee sinds 1981, had gesolliciteerd naar een functie in de rang van Y, maar werd niet meegenomen in de selectieprocedure omdat hij niet voldeed aan de selectiecriteria. De P&O-functionaris had appellant op 1 mei 2020 geïnformeerd dat hij niet aan de selectiecriteria voldeed. De Staatssecretaris handhaafde dit besluit na bezwaar, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in strijd was met het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) en dat appellant niet voldeed aan de ervaringsrichtlijnen voor de functie. Appellant voerde in hoger beroep aan dat er een hardheidsclausule van toepassing zou moeten zijn, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en voegde daaraan toe dat de sollicitatieprocedure niet onzorgvuldig was verlopen.
De Raad concludeerde dat de stelling van appellant dat er strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens niet opging, omdat dit artikel niet van toepassing is op sollicitatieprocedures. Uiteindelijk werd het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.