ECLI:NL:CRVB:2021:2351

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
19/3949 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit zorgkantoor

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen een besluit van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit betrof de vaststelling van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periodes van 1 januari 2015 tot en met 25 mei 2015 en van 10 juli 2015 tot en met 31 december 2015. Appellanten stelden dat de verzendadministratie en telefoonnotities door het zorgkantoor zijn nageproduceerd, maar zij konden hiervoor geen bewijs leveren. Tevens erkenden zij dat zij het bestreden besluit hadden ontvangen, wat de rechtbank als voldoende bewijs beschouwde voor de ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank oordeelde dat het zorgkantoor het bestreden besluit naar het juiste postbusadres had gestuurd, dat door appellanten was opgegeven als correspondentieadres. De beroepstermijn liep van 25 juli 2017 tot en met 4 september 2017, maar het beroepschrift was pas op 6 september 2017 ingediend, wat te laat was. Appellanten voerden aan dat het bestreden besluit aan de verkeerde persoon was gericht en dat zij regelmatig te laat stukken van het zorgkantoor ontvingen. De Raad voor de Rechtspraak onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met R. van Doorn als griffier, en vond plaats op 16 september 2021.

Uitspraak

19.3949 WLZ

Datum uitspraak: 16 september 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 augustus 2019, 17/5332 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellanten] , laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellanten)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten hebben [naam 1] en [naam 2] hoger beroep ingesteld.
Het zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. A.W. Boer, advocaat, heeft zich gesteld als gemachtigde van appellanten.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaak 19/2076 WLZ plaatsgehad op 21 juli 2021. Namens appellanten zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen, bijgestaan door mr. Boer. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Hartman. In de zaak 19/2076 WLZ is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
[betrokkene] (betrokkene) was op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) geïndiceerd voor zorg. Het zorgkantoor heeft haar in verband hiermee voor de periodes van 1 januari 2015 tot en met 25 mei 2015 en 10 juli 2015 tot en met 31 december 2015 op grond van de Wlz een persoonsgebonden budget (pgb) verleend.
1.2.
Het zorgkantoor heeft bij afzonderlijke besluiten van 24 september 2016 het pgb voor deze periodes op nihil vastgesteld.
1.3.
Betrokkene is op [datum in] 2016 overleden.
1.4.
Het zorgkantoor heeft bij besluit van 24 juli 2017 (bestreden besluit) de bezwaren tegen de besluiten van 24 september 2016 gedeeltelijk gegrond verklaard, deze besluiten herroepen en het pgb voor de onder 1.1 vermelde periodes overeenkomstig de verlening vastgesteld.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft hiertoe, voor zover van belang, overwogen dat aannemelijk is dat het bestreden besluit aangetekend is verzonden. Appellanten hebben op de zitting ook erkend dat zij het bestreden besluit hebben ontvangen. De rechtbank acht verder niet onredelijk dat het zorgkantoor het bestreden besluit naar het postbusadres heeft gestuurd, omdat dit een van de adressen is die appellanten bij het zorgkantoor hebben doorgegeven als correspondentieadres. De beroepstermijn liep van 25 juli 2017 tot en met 4 september 2017. Het beroepschrift is op 6 september 2017 ingediend en dit is dus te laat. Er zijn geen redenen waarom de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.
3. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Zij hebben zich hierbij op het standpunt gesteld dat de verzendadministratie en de telefoonnotities zijn nageproduceerd door het zorgkantoor. Hierdoor is de rechtbank op het verkeerde been gezet. Appellanten herhalen dat het postbusadres niet als correspondentieadres mocht worden gebruikt en dat het bestreden besluit is aan de verkeerde persoon gericht. Bovendien is het regelmatig voorgekomen dat appellanten van het zorgkantoor te laat stukken hebben ontvangen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het in hoger beroep ingenomen standpunt dat de verzendadministratie en de telefoonnotities zijn nageproduceerd hebben appellanten geen begin van bewijs geleverd. Het standpunt gaat er ook aan voorbij dat appellanten hebben erkend het besluit te hebben ontvangen.
4.2.
Het betoog dat het bestreden besluit aan de verkeerde persoon en aan het verkeerde adres is gericht, slaagt niet. Het bezwaarschrift en andere stukken in bezwaar zijn namelijk (mede) ingediend door [naam 2]. Hij heeft daarnaast in bezwaar ook gehandeld en zich geprofileerd als de gemachtigde van betrokkene en later van appellanten. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het zorgkantoor het bestreden besluit ten onrechte aan [naam 2] heeft gericht. Het adres waarnaar het bestreden besluit is verzonden is als correspondentieadres opgegeven. Het is de Raad niet gebleken dat appellanten voor de datum van het bestreden besluit het zorgkantoor hebben gemeld dat dit adres niet langer als correspondentieadres kan worden gebruikt.
4.3.
Voor zover appellanten overigens in hoger beroep hebben herhaald wat zij in beroep naar voren hebben gebracht, wordt gewezen op de bespreking daarvan in de aangevallen uitspraak. De rechtbank heeft gemotiveerd waarom deze gronden niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft in hoofdlijnen de overwegingen die tot het oordeel in de aangevallen uitspraak hebben geleid dat het beroep niet-ontvankelijk is.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2021.
(getekend) J. Brand
(getekend) R. van Doorn