ECLI:NL:CRVB:2021:2351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit zorgkantoor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen een besluit van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit betrof de vaststelling van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periodes van 1 januari 2015 tot en met 25 mei 2015 en van 10 juli 2015 tot en met 31 december 2015. Appellanten stelden dat de verzendadministratie en telefoonnotities door het zorgkantoor zijn nageproduceerd, maar zij konden hiervoor geen bewijs leveren. Tevens erkenden zij dat zij het bestreden besluit hadden ontvangen, wat de rechtbank als voldoende bewijs beschouwde voor de ontvankelijkheid van het beroep.
De rechtbank oordeelde dat het zorgkantoor het bestreden besluit naar het juiste postbusadres had gestuurd, dat door appellanten was opgegeven als correspondentieadres. De beroepstermijn liep van 25 juli 2017 tot en met 4 september 2017, maar het beroepschrift was pas op 6 september 2017 ingediend, wat te laat was. Appellanten voerden aan dat het bestreden besluit aan de verkeerde persoon was gericht en dat zij regelmatig te laat stukken van het zorgkantoor ontvingen. De Raad voor de Rechtspraak onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.
De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met R. van Doorn als griffier, en vond plaats op 16 september 2021.