In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de erven en/of rechtverkrijgenden van [betrokkene] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 september 2021 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/2076 WLZ. De appellanten betogen dat het CIZ in 2015 ten onrechte een nieuwe indicatie heeft afgegeven en dat het zorgkantoor ondeugdelijk heeft gecommuniceerd over de indicatie. De Raad oordeelt dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de aangevallen uitspraak onjuist is. De Raad volgt de rechtbank in haar overwegingen en bevestigt dat het zorgkantoor het persoonsgebonden budget (pgb) correct heeft vastgesteld. De rechtbank had eerder het bestreden besluit van het zorgkantoor vernietigd voor zover het bezwaar ongegrond was verklaard, maar de Raad komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het pgb op het juiste bedrag is vastgesteld. De Raad wijst erop dat de appellanten niet hebben aangetoond dat zij schade hebben geleden als gevolg van het bestreden besluit. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.