ECLI:NL:CRVB:2021:2330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2021. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was het beroepschrift op 28 april 2021 ontvangen, terwijl de termijn op 18 februari 2021 begon. De poststempel op de envelop gaf aan dat het beroepschrift op 26 april 2021 ter post was bezorgd, wat betekent dat het beroepschrift te laat was ingediend.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een niet-ontvankelijkverklaring te worden achterwege gelaten indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, appellant niet heeft gereageerd op een verzoek om uitleg over de termijnoverschrijding. Hierdoor kon de Raad niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad besloot zonder verder onderzoek dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en werd openbaar uitgesproken op 8 september 2021. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.