ECLI:NL:CRVB:2021:2330

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
21/1459 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2021. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was het beroepschrift op 28 april 2021 ontvangen, terwijl de termijn op 18 februari 2021 begon. De poststempel op de envelop gaf aan dat het beroepschrift op 26 april 2021 ter post was bezorgd, wat betekent dat het beroepschrift te laat was ingediend.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een niet-ontvankelijkverklaring te worden achterwege gelaten indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, appellant niet heeft gereageerd op een verzoek om uitleg over de termijnoverschrijding. Hierdoor kon de Raad niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad besloot zonder verder onderzoek dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en werd openbaar uitgesproken op 8 september 2021. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 september 2021
21/1459 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht
in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
18 februari 2021, 20/2123 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 18 februari 2021 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 28 april 2021 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 26 april 2021 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 19 mei 2021 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop niet geantwoord.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ