Uitspraak
OVERWEGINGEN
gt dat bij appellante sprake is van een ongespecificeerde somatisch symptoomstoornis of verwante stoornis, het uiteenvallen van het gezin door (echt)scheiding en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Op basis hiervan heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat per 8 februari 2018 sprake is van toegenomen beperkingen als gevolg van toegenomen psychische problematiek en dat de eerdere fysieke belemmeringen niet geheel zijn te duiden als een (toegenomen) gevolg van ziekte en of gebrek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de conclusie van de verzekeringsarts onderschreven en daaraan toegevoegd dat appellante onmachtgevoelens ervaart, die zij lijkt te vertalen in forse beperkingen, terwijl een goede onderbouwing op medische gronden hiervoor ontbreekt. Voorts kan op grond van het beeldvormend onderzoek van de reumatoloog niet gesteld worden dat evidente afwijkingen zijn gevonden die aanleiding geven tot forse fysieke beperkingen. In de FML van 30 oktober 2018 wordt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening gehouden met de psychische en lichamelijke klachten van appellante. Appellante heeft haar standpunt dat zij verdergaand medisch is beperkt dan aangenomen door de verzekeringsartsen, niet met nieuwe medische informatie onderbouwd.