In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De centrale vraag is of de belastbaarheid van betrokkene wordt overschreden in de functie van samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) met betrekking tot het item samenwerken. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de functie niet geschikt was voor betrokkene, omdat er in deze functie samengewerkt moet worden, wat betrokkene niet kan. De verzekeringsarts Grob-Braber had in haar rapport van 20 juli 2018 geconcludeerd dat betrokkene sterk beperkt is in het samenwerken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep had echter gesteld dat er geen sprake is van samenwerking in de functie, omdat de taken van de werknemers niet inhoudelijk op elkaar zijn afgestemd.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de motivering van de arbeidsdeskundige niet gevolgd en bevestigd dat de functie van samensteller kunststof en rubberproducten niet geschikt is voor betrokkene. De Raad oordeelt dat de beoordeling van de geschiktheid van de functie moet plaatsvinden aan de hand van de specifieke situatie van betrokkene, waarbij ook individuele factoren zoals inlevingsvermogen en communicatievaardigheden in aanmerking moeten worden genomen. De Raad concludeert dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd en dat het Uwv in de proceskosten van betrokkene moet worden veroordeeld.
De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend en is openbaar uitgesproken op 7 januari 2021.