ECLI:NL:CRVB:2021:2273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na herhaalde medische en arbeidskundige beoordelingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die als docent werkzaam was, had zich ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv had appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar appellant was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 49,39% en later 50,95% na bezwaar. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv terecht had onderschreven. De door appellant overgelegde eindrapportage van zijn re-integratieadviseur werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd, omdat deze geen medische informatie van een arts bevatte en betrekking had op een periode na de datum in geding. De Raad bevestigde dat de FML van 20 juni 2018 correct was vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.