ECLI:NL:CRVB:2021:2272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift in het kader van de WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een herhaalde aanvraag om toekenning van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingediend, welke door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. De appellant had vervolgens een bezwaarschrift ingediend, maar het Uwv verklaarde dit niet-ontvankelijk omdat de appellant niet had aangegeven waarom hij het niet eens was met de beslissing. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad overwoog dat het bezwaarschrift niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar moet bevatten. De appellant had geen redenen aangedragen waarom hij het niet eens was met de beslissing van het Uwv en had ook niet binnen de gestelde termijn zijn gronden kenbaar gemaakt. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.