ECLI:NL:CRVB:2021:2261
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de terugvordering van WIA-voorschotten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die zich had ziek gemeld met psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist waren. De Raad bevestigt deze oordelen en stelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek, dat was gebaseerd op dossierstudie, anamnese, psychisch onderzoek en informatie van de behandelend artsen. De psychiater Bouten had de informatie van de huisarts en geriater in zijn beoordeling betrokken en zijn conclusies werden ondersteund door aanvullend neuropsychologisch onderzoek. De Raad oordeelt dat de informatie van de behandelend sector geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van de appellant. Tevens wordt de terugvordering van de voorschotten over de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 december 2017 door het Uwv terecht geacht, aangezien de aanvraag voor de WIA-uitkering terecht was afgewezen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van de appellant werd eveneens verworpen, omdat er geen uitdrukkelijke toezeggingen door het Uwv waren gedaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen.