ECLI:NL:CRVB:2021:2243
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Oordeel over recht op kinderbijslag en ongerechtvaardigd onderscheid naar nationaliteit of woonplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van kinderbijslag aan appellant, die in Soedan woonachtige kinderen heeft. De Raad heeft eerder, in een uitspraak van 14 februari 2019, geoordeeld dat de toepassing van artikel 7b van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) geen ongerechtvaardigd onderscheid naar nationaliteit of woonplaats met zich meebrengt. Appellant stelde dat uitsluitend budgettaire overwegingen geen toereikende rechtvaardiging kunnen vormen voor het onderscheid dat de AKW maakt. De Raad oordeelde echter dat er geen sprake is van uitsluitend budgettaire overwegingen en dat het doel van de wetgever legitiem is. De Raad bevestigde dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag voor zijn kinderen, omdat deze op de peildata in Soedan verbleven en er geen verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Soedan bestaat. De aangevallen uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland werd bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat appellant geen recht op kinderbijslag heeft voor de betreffende kwartalen.