ECLI:NL:CRVB:2021:2242
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening zorg op grond van de Wet langdurige zorg
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die hulpbehoevend is en zorg nodig heeft. Verzoekster, geboren in 1960, lijdt aan verschillende medische aandoeningen, waaronder gonartose en cervicale intra-epitheliale neoplasie III, en is bedlegerig en rolstoelgebonden. Ze heeft een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), maar deze aanvraag is door het CIZ afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster weliswaar hulpbehoevend is, maar dat er geen spoedeisend belang is dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Tijdens de zitting is gebleken dat de thuiszorg regelmatig bij verzoekster langskomt en dat haar pleegbroer ook zorg verleent. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster in staat is om te wachten op de uitspraak in de bodemprocedure en dat er geen zwaarwegend spoedeisend belang is dat de behandeling van de bodemprocedure in de weg staat. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.