ECLI:NL:CRVB:2021:2222
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van het dienstverband en de rol van medische oordelen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die zich ziek had gemeld met maagklachten. Appellant had eerder ziekengeld ontvangen op basis van de Ziektewet (ZW) na zijn ziekmelding op 8 januari 2018, maar het Uwv had op 14 januari 2019 vastgesteld dat hij geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank Roermond had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen, die hadden vastgesteld dat appellant in staat was om zijn eigen werk als douane declarant te verrichten. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie hadden meegewogen, inclusief de medische gegevens van appellant.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn psychische klachten niet waren meegenomen in de beoordeling van zijn belastbaarheid. De Raad oordeelde echter dat de informatie die appellant inbracht, niet voldoende was om aan te tonen dat zijn psychische klachten op de datum in geding al bestonden of dat deze de beoordeling van zijn belastbaarheid beïnvloedden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.