ECLI:NL:CRVB:2021:220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de WGA-vervolguitkering van appellant, die sinds 24 januari 2011 met psychische klachten uitgevallen was. Het Uwv had op 20 november 2017 de WGA-vervolguitkering herzien, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 40,83% was vastgesteld. Appellant was het niet eens met deze herziening en had bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv op zorgvuldige wijze was uitgevoerd. Appellant had aangevoerd dat het onderzoek oppervlakkig en choquerend was, maar de Raad vond geen onderbouwing voor deze stelling. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de beperkingen van appellant, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), niet waren onderschat. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies, waaronder de functie van voedingsassistent, medisch geschikt waren voor appellant, ondanks zijn bezwaren tegen de geschiktheid van deze functie.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan.