ECLI:NL:CRVB:2021:2168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid als magazijnmedewerker
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 11 april 2019. De appellant, die een Ziektewet-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn uitkering per 11 juni 2018 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek of de juistheid van het medisch oordeel. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij door medicijngebruik niet in staat was om zijn werk als magazijnmedewerker te verrichten, maar deze stelling werd niet onderbouwd met nieuwe medische gegevens. De Raad concludeert dat de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv correct waren en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar uitgesproken.