Uitspraak
OVERWEGINGEN
1 januari 2018 terecht verlaagd naar 70% van het minimumloon.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, geboren in 1996, die sinds 2014 een Wajong-uitkering ontvangt vanwege een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-nos) en zwakbegaafdheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant terecht heeft geoordeeld dat appellante arbeidsvermogen heeft, ondanks haar beperkingen. De Raad stelt vast dat de artikelen 3:8 en 3:8a van de Wajong niet van toepassing zijn op de situatie van appellante, omdat zij inkomensondersteuning ontvangt op basis van artikel 2:40 van de Wajong. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat appellante geen nieuwe (medische) informatie heeft overgelegd die haar standpunt onderbouwt dat zij geen taken kan verrichten en niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank dat de Wajong-uitkering van appellante met ingang van 1 januari 2018 terecht is verlaagd naar 70% van het minimumloon. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, met verbetering van gronden.