ECLI:NL:CRVB:2021:2131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na herbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich ziek had gemeld na een verkeersongeval. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen van appellant juist zijn. Appellant had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar na herbeoordeling werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 37,25%. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die de bevindingen van verschillende deskundigen heeft overgenomen. Appellant had aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten en dat de door het Uwv ingeschakelde expert niet de juiste conclusies had getrokken. De Raad oordeelt echter dat de expertises voldoende onderbouwd zijn en dat de door appellant ingebrachte nieuwe medische informatie niet relevant is voor de beoordeling. De Raad bevestigt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.