ECLI:NL:CRVB:2021:2123

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
20/1988 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van een gesloten buitenwagen (Canta)

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, geboren in 1959 en met diverse medische aandoeningen, had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van een gesloten buitenwagen, een Canta, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had deze aanvraag afgewezen, waarbij het zich baseerde op medische adviezen van Treve. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische adviezen die concludeerden dat er geen medische noodzaak was voor de Canta. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in staat wordt geacht om met een scootmobiel, eigen auto en collectief vervoer in zijn vervoersbehoefte te voorzien. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het college het bestreden besluit mocht baseren op de medische adviezen van Treve en dat deze adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om aan de juistheid van deze adviezen te twijfelen.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20.1988 WMO15

Datum uitspraak: 25 augustus 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 april 2020, 19/3842 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.J. Joosten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Joosten. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Arabaçi.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1959, is bekend met onder meer chronische hart-vaatproblematiek, een chronische luchtwegaandoening, rug- en heupklachten, oogproblematiek en nachtelijke ademhalingsstoornissen. Appellant beschikt over een pas voor de regiotaxi individueel vervoer, een scootmobiel, een gehandicaptenparkeerkaart en een eigen auto. Appellant heeft op 11 januari 2019 bij het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van een gesloten buitenwagen (Canta).
1.2.
Bij besluit van 21 februari 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 augustus 2019 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen onder verwijzing naar de (medische) adviezen van Treve van 15 februari 2019 en 1 augustus 2019.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hierbij is – kort samengevat – geoordeeld dat het advies van Treve zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen aanleiding is om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De arts van Treve heeft de informatie van de cardioloog in zijn advies betrokken en heeft gemotiveerd waarom er geen medische noodzaak is voor een Canta. Appellant heeft niet bestreden dat de brieven van de longarts en van de anesthesioloog-pijnspecialist geen nieuwe informatie bevatten en dat alle medische informatie ook al in de adviezen van Treve is betrokken.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft herhaald dat hij is aangewezen op een Canta. Bij slecht weer en door rugproblemen is de scootmobiel geen optie. Het collectief vervoer geeft praktische bezwaren. Ook geeft het gebruik van de eigen auto (parkeer)problemen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Aan het bestreden besluit heeft het college de medische adviezen van Treve van 15 februari 2019 en 1 augustus 2019 ten grondslag gelegd. In de medische adviezen is geconcludeerd dat medisch gezien onvoldoende aanleiding bestaat om een Canta noodzakelijk te achten. Appellant wordt in staat geacht met de scootmobiel, de eigen auto en het collectief vervoer in zijn vervoersbehoefte te voorzien. Bij goed weer kan appellant de scootmobiel gebruiken. Er is reeds een scootmobiel aanwezig met extra vering, zodat appellant zonder problemen geacht wordt hiervan gebruik te kunnen maken. Ook wordt appellant in staat geacht zich te kleden op weersomstandigheden. Bij zeer koud en vochtig weer is niet onaannemelijk dat dit onvoldoende is om bij langere ritten op de scootmobiel volledig een oplossing te bieden. Bij slecht weer kan appellant echter, al dan niet met de scootmobiel, gebruik maken van het collectief vervoer of de eigen auto. Gezien de aanwezige gehandicaptenparkeerkaart kan appellant dichtbij de bestemming parkeren en naar binnen lopen.
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het college het bestreden besluit mocht baseren op de medische adviezen van Treve. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat deze adviezen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen of dat deze adviezen niet concludent of anderszins onjuist zijn. De arts heeft appellant op 31 juli 2019 op het spreekuur gezien en hij heeft onderzoek verricht naar het lopen, staan en cognitief functioneren. De door appellant tijdens het spreekuur overgelegde medische informatie heeft de arts bestudeerd. De brief van de cardioloog van 20 maart 2019, de brief van de longarts van 18 april 2019 en de brieven van de huisarts van 11 april 2018, 12 juni 2019 en 2 juli 2019 zijn vervolgens door de arts bij de beoordeling betrokken. Verder vindt de Raad in wat in hoger beroep door appellant is aangevoerd geen steun om tot een ander oordeel te komen. De in hoger beroep overgelegde medische update van 10 mei 2021 heeft geen betrekking op de periode in geding. De door appellant naar voren gebrachte praktische bezwaren tegen gebruik van het collectief vervoer – zoals lang moeten wachten – vormen evenmin aanleiding om te oordelen dat aan hem een Canta moet worden verstrekt. Verder kan appellant, indien incidenteel geen gehandicaptenparkeerplaats beschikbaar is op zijn plaats van bestemming, ook op een reguliere parkeerplaats parkeren.
4.3.
Gelet op wat hiervoor is overwogen slaagt het hoger beroep niet en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van G.S.M. van Duinkerken als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2021.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) G.S.M. van Duinkerken