ECLI:NL:CRVB:2021:2100

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
20/4193 WMO15-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake sociale bijstandsvoorzieningen en procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam niet-ontvankelijk verklaard. Appellant, die zich beschrijft als grondeigenaar van Nederland, Suriname en Indonesië en eigenaar van de staatskas, stelde dat hij op de hoogte moet worden gesteld wanneer de sociale dienst gebruik maakt van de staatskas. Hij verzocht om meer bijstand en stelde dat er geen beslag op zijn eigendommen gelegd mocht worden.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen procesbelang had bij het hoger beroep. De Raad stelde vast dat de door appellant gewenste uitkomsten, zoals het worden van eigenaar van de staatskas en het ontvangen van informatie over betalingen door de sociale dienst, niet konden worden bereikt via deze procedure. De Raad verwees naar eerdere jurisprudentie waarin werd benadrukt dat er pas sprake is van procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en betekenis heeft voor de indiener. Aangezien appellant niet in staat was om zijn doelen te realiseren via het hoger beroep, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat niet elke klacht of verzoek leidt tot ontvankelijkheid in hoger beroep. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend.

Uitspraak

20.4193 WMO15-PV

Datum uitspraak: 21 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 november 2020, 20/614 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Zitting heeft: E.J. Otten, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: R. van Doorn
Ter zitting is verschenen: appellant. Het college is niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het college heeft bij besluit van 11 juli 2019, gehandhaafd bij besluit van 24 januari 2020 (bestreden besluit), appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 voor de periode van 12 augustus 2019 tot en met 9 februari 2020 een maatwerkvoorziening verstrekt.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft hiertoe, voor zover van belang, als volgt overwogen. Appellant wil met het beroep bereiken dat hij eigenaar van de staatskas wordt en op de hoogte wordt gesteld als door de sociale dienst vanuit de schatkist wordt betaald. Dit resultaat kan niet met deze procedure worden bereikt. Daarom heeft appellant geen procesbelang.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank het beroep gegrond had moeten verklaren. Hij is namelijk grondeigenaar van Nederland, Suriname en Indonesië en eigenaar van de staatskas. Hij betoogt dat hij op de hoogte moet worden gesteld als de sociale dienst de schatkist gebruikt. Daarnaast wil hij meer bijstand en mag er geen beslag worden gelegd.
4. Zoals eerder overwogen in de uitspraak van 29 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC3264 is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
5. Wat appellant vraagt, kan hij niet bereiken met dit hoger beroep. Dit betekent dat hij geen procesbelang heeft. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R. van Doorn (getekend) E.J. Otten