ECLI:NL:CRVB:2021:2093

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
20/3621 AW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het verzet tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake griffierecht en tijdige indiening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 19 februari 2021. De Raad had het hoger beroep van appellante toen niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het griffierecht niet had betaald. De gemachtigde van appellante heeft verzet aangetekend, maar het verzetschrift is te laat ingediend. De laatste dag om het verzetschrift in te dienen was 2 april 2021, maar het verzetschrift werd pas op 23 april 2021 door de Raad ontvangen, met een poststempel van 22 april 2021. De gemachtigde stelde dat hij na ontvangst van de uitspraak contact heeft opgenomen met appellante, wat tijd kostte, en dat dit de reden was voor de late indiening.

De Raad oordeelde echter dat niet is aangetoond dat de vertraging niet aan appellante te wijten was. Het verzetschrift was gedateerd op 29 maart 2021, wat betekent dat er op dat moment nog tijd was om verzet aan te tekenen. De Raad concludeerde dat de gemachtigde binnen de gestelde termijn een pro forma verzetschrift had kunnen indienen en daarna nog overleg had kunnen plegen met appellante. Aangezien dit niet is gebeurd, werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad zag ook geen aanleiding om proceskosten aan appellante te vergoeden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 augustus 2021
20/3621 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2020, 19/5664 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellante tegen de aangevallen uitspraak op 19 februari 2021 nietontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk
in behandeling kan nemen. De Raad heeft de uitspraak gedaan zonder een zitting te houden, op grond van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellante is het niet eens met de uitspraak van de Raad van 19 februari 2021. Daarom heeft de heer [X] namens haar verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 2 juli 2021. Namens appellante was haar gemachtigde de heer [X] aanwezig. De Svb is niet naar de zitting gekomen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van 19 februari 2021 heeft de Raad het hoger beroep van appellante nietontvankelijk verklaard, omdat zij het griffierecht niet heeft betaald.
De Raad moet eerst bekijken of appellante op tijd verzet heeft gedaan. De laatste dag om tijdig een verzetschrift in te dienen was 2 april 2021. De Raad heeft het verzetschrift ontvangen op 23 april 2021. Volgens de poststempel is het op 22 april 2021 verzonden. Het verzetschrift is dus niet op tijd bij de Raad ingediend.
In verzet stelt de gemachtigde van appellante dat hij nadat hij de uitspraak van 19 februari 2021 ontving, contact heeft opgenomen met appellante. Het over en weer contact onderhouden kost tijd en daarom was hij laat met het indienen van het verzetschrift.
De Raad is van oordeel dat niet is aangetoond dat het niet aan appellante te wijten is dat het verzetschrift te laat is ingediend. Het verzetschrift is gedateerd op 29 maart 2021. Op dat moment kon nog op tijd verzet worden gedaan. De gemachtigde van appellante heeft ook bevestigd dat hij de uitspraak tijdig heeft ontvangen, maar dat er nog overleg nodig was met appellante. De Raad vindt dat de gemachtigde van appellante binnen de gestelde termijn een pro forma verzetschrift in had kunnen dienen en daarna nog met appellante had kunnen overleggen. Omdat hij dit niet heeft gedaan moet het verzet niet-ontvankelijk worden verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellante te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van A.L.K. Dagmar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) A.L.K. Dagmar