ECLI:NL:CRVB:2021:2093
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het verzet tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake griffierecht en tijdige indiening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 19 februari 2021. De Raad had het hoger beroep van appellante toen niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het griffierecht niet had betaald. De gemachtigde van appellante heeft verzet aangetekend, maar het verzetschrift is te laat ingediend. De laatste dag om het verzetschrift in te dienen was 2 april 2021, maar het verzetschrift werd pas op 23 april 2021 door de Raad ontvangen, met een poststempel van 22 april 2021. De gemachtigde stelde dat hij na ontvangst van de uitspraak contact heeft opgenomen met appellante, wat tijd kostte, en dat dit de reden was voor de late indiening.
De Raad oordeelde echter dat niet is aangetoond dat de vertraging niet aan appellante te wijten was. Het verzetschrift was gedateerd op 29 maart 2021, wat betekent dat er op dat moment nog tijd was om verzet aan te tekenen. De Raad concludeerde dat de gemachtigde binnen de gestelde termijn een pro forma verzetschrift had kunnen indienen en daarna nog overleg had kunnen plegen met appellante. Aangezien dit niet is gebeurd, werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad zag ook geen aanleiding om proceskosten aan appellante te vergoeden.