ECLI:NL:CRVB:2021:209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden aan appellant, geboren in 1968. Appellant had eerder een maatwerkvoorziening HH1 ontvangen, maar stelde dat hij recht had op een maatwerkvoorziening HH2, omdat hij niet in staat was de regie over zijn huishouden te voeren. De Raad oordeelde dat het standpunt van het college, dat appellant in staat was de regie te voeren, tegenstrijdig was met eerdere rapportages. De Raad concludeerde dat appellant wel degelijk aanspraak maakte op een maatwerkvoorziening HH2. Daarnaast werd geoordeeld dat het college de maatwerkvoorziening pas per 19 december 2017 had uitgebreid, wat niet correct was. De Raad heeft het besluit van het college vernietigd en zelf in de zaak voorzien door appellant een maatwerkvoorziening HH2 van 10 uur en 15 minuten per week toe te kennen, met terugwerkende kracht tot 23 mei 2016. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.335,-. De uitspraak bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, voor zover deze was aangevochten.