ECLI:NL:CRVB:2021:2078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont, tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat appellant had ingediend tegen een besluit van de Svb van 2 mei 2017, waarin hem werd meegedeeld dat hij geen recht meer had op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Appellant had in 2018 verzocht om informatie over de reden van opschorting van de kinderbijslag en later om herziening van het besluit. De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en begint te lopen na de bekendmaking van het besluit. Het besluit van 2 mei 2017 was naar het bekende adres van appellant gestuurd, en hij heeft niet aangegeven het besluit niet te hebben ontvangen. De bezwaartermijn eindigde op 13 juni 2017, terwijl het bezwaarschrift pas op 12 september 2018 werd ingediend. Appellant heeft geen verschoonbare redenen gegeven voor deze overschrijding. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenvergoeding.