ECLI:NL:CRVB:2021:2025

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
19/4917 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake ontheffing sollicitatieverplichting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 11 oktober 2019. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had verzocht om ontheffing van de sollicitatieverplichting. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem verleende deze ontheffing, maar verklaarde het bezwaar van appellant tegen het besluit niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang meer zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens niet-ontvankelijk verklaard.

Appellant stelde in hoger beroep dat hij wel degelijk procesbelang had, omdat het college hem eerder had moeten ontheffen van de sollicitatieverplichting, wat volgens hem onrechtmatig was. Hij vorderde schadevergoeding voor de geleden schade. De Raad oordeelde echter dat appellant met het besluit van 6 december 2018 al het maximaal haalbare resultaat had bereikt, namelijk de ontheffing van de sollicitatieverplichting. De Raad concludeerde dat de stelling van appellant dat hij eerder ontheven had moeten worden van de sollicitatieverplichting buiten de reikwijdte van het bestreden besluit viel. Aangezien het bestreden besluit niet het schadeveroorzakende besluit was, kon appellant met deze procedure niet bereiken dat de door hem gestelde schade werd vergoed.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is vastgelegd in proces-verbaal.

Uitspraak

19.4917 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 11 oktober 2019, 19/1811 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)
Datum uitspraak: 3 augustus 2021
Zitting heeft: A.M. Overbeeke
Griffier: Y.S.S. Fatni
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. B. Wernik. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Mohan.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellant ontving bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande. Appellant heeft op 31 oktober 2018 verzocht om ontheffing van de sollicitatieverplichting.
2.
Bij besluit van 6 december 2018, aangevuld bij besluit van 27 februari 2019, heeft het college appellant tot 14 september 2019, de datum waarop appellant de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, ontheffing verleend van de sollicitatieverplichtingop grond van dringende redenen.
3. Bij besluit van 2 april 2019 (bestreden besluit), heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 6 december 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat bij de beoordeling daarvan geen procesbelang meer bestaat. Het college heeft het verzoek van appellant om ontheffing van de sollicitatieverplichting immers gehonoreerd.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe – samengevat – overwogen dat de stelling van appellant dat het college hem eerder had dienen te ontheffen van de sollicitatieverplichting en dat hij hierdoor schade heeft geleden niet leidt tot een procesbelang. Het college was niet gehouden (eerder) ambtshalve te onderzoeken of aanleiding bestond appellant te ontheffen van de sollicitatieverplichting en appellant heeft de geleden (immateriële) schade niet geconcretiseerd.
5. In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat hij wel een voldoende procesbelang heeft. Het college heeft onrechtmatig gehandeld, want het college had hem al op een eerder moment (ambtshalve) moeten ontheffen van de sollicitatieverplichting. Appellant wil daarom een schadevergoeding.
6. De Raad stelt vast dat appellant met het besluit van 6 december 2018 heeft gekregen wat hij heeft verzocht op 31 oktober 2018, namelijk ontheffing van de sollicitatieverplichting. Appellant heeft het maximaal haalbare resultaat al bereikt. De Raad stelt verder vast dat appellant de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet heeft betwist. De stelling van appellant dat hij al op een eerder moment had moeten worden ontheven van de sollicitatieverplichting valt buiten de reikwijdte van dit besluit. Omdat het in deze procedure bestreden besluit niet het beweerdelijk schadeveroorzakende besluit is, kan appellant met deze procedure hoe dan ook niet bereiken dat de door hem gestelde schade wordt vergoed.
De rechtbank heeft het beroep dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, moet worden bevestigd.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) Y.S.S. Fatni (getekend) A.M. Overbeeke