ECLI:NL:CRVB:2021:2015

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
21/506 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 met betrekking tot psychische klachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1944, had eerder aanvragen ingediend op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), maar deze waren afgewezen. De Raad moest beoordelen of het bestreden besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat de aanvraag van de appellant om herziening van de afwijzing van zijn uitkering op 31 augustus 2020 had afgewezen, terecht was. De Raad oordeelde dat de medische adviezen die aan het besluit ten grondslag lagen, deugdelijk waren voorbereid en gemotiveerd. Het rapport van psychiater M. Belleman gaf geen aanleiding om de eerdere bevindingen van de geneeskundig adviseurs niet te volgen. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat de psychische klachten van de appellant hun oorsprong vonden in de ongeregeldheden tijdens zijn verblijf in het Wilhelmina-gebouw. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en het bestreden besluit bleef in stand.

Uitspraak

21.506 WUBO

Datum uitspraak: 5 augustus 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [A.] beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 januari 2021, kenmerk BZ011398794 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door [A.]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren op [geboortedag] 1944, heeft in 1997 bij (de rechtsvoorganger van) verweerder een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de Wubo. Bij besluit van 30 januari 1998 is de aanvraag afgewezen op de grond dat niet is gebleken dat appellant gebeurtenissen heeft meegemaakt die onder de werking van de Wubo kunnen worden gebracht. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2.
Bij besluit van 15 januari 2003, heeft verweerder na nader onderzoek (alsnog) aanvaard dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo, namelijk een directe betrokkenheid bij ongeregeldheden tijdens het verblijf van appellant in het Wilhelmina-gebouw in Medan tijdens de Bersiap-periode. Appellant is niet in aanmerking gebracht voor financiële toekenningen op grond van de Wubo omdat na medisch onderzoek is gebleken dat bij appellant geen sprake is van blijvende lichamelijke en/of psychische invaliditeit als gevolg van het oorlogsgeweld. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Bij besluit van 11 oktober 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 februari 2011, heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van appellant van 14 juni 2010 op gronden ontleend aan artikel 61, derde lid, van de Wubo. Verweerder heeft de val in een kuil tijdens een vlucht in de Bersiap-periode niet aanvaard als een onder de Wubo vallende gebeurtenis. Verder bleef verweerder van oordeel dat er bij appellant geen sprake is van blijvende invaliditeit door het oorlogsgeweld. Daarbij is overwogen dat de psychische klachten vooral in verband staan met de reacties van de ouders van appellant op hun ervaringen tijdens de oorlog en de na-oorlogse periode, de verminderde lichamelijke gezondheid van appellant en met zijn gevoelens over zijn ontslag. Over de rug- en beenklachten is geoordeeld dat deze klachten niet in verband kunnen worden gebracht met de directe betrokkenheid bij ongeregeldheden, maar duidelijk andere oorzaken hebben. Tegen het besluit van 16 februari 2011 is geen beroep ingesteld.
1.4.
In juni 2020 heeft appellant opnieuw verzocht om toekenningen op grond van de Wubo waarbij hij stelt dat zijn psychische klachten zijn verergerd. Bij besluit van 31 augustus 2020, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag afgewezen op gronden ontleend aan artikel 61, derde lid, van de Wubo. Daarbij is overwogen dat ook nu niet is gebleken dat bij appellant sprake is van psychisch en/of lichamelijk letsel ten gevolge van zijn oorlogservaringen dat heeft geleid tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo.
2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
Op grond van artikel 61, derde lid, van de Wubo is verweerder bevoegd op een daartoe door de belanghebbende gedane aanvraag een door hem gegeven beschikking in het voordeel van de bij die beschikking betrokkene te herzien. Gelet op het karakter van deze discretionaire bevoegdheid, kan de Raad het bestreden besluit slechts met terughoudendheid toetsen. Daarbij staat centraal de vraag of er nieuwe feiten of gegevens naar voren zijn gekomen die tot een andere beslissing zouden moeten leiden.
2.2.
Wat onder 2.1 is vermeld betekent dat de Raad in het geval van appellant uitsluitend moet beoordelen of appellant nieuwe feiten of gegevens naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat het meemaken van ongeregeldheden tijdens het verblijf in het Wilhelmina-gebouw in Medan van betekenende invloed is geweest op het ontstaan van de bij appellant aanwezige psychische en lichamelijke klachten.
2.3.
Het standpunt van verweerder dat een verband tussen het meemaken van de ongeregeldheden tijdens het verblijf in het Wilhelmina-gebouw en de gezondheidsklachten nog steeds ontbreekt is in eerste instantie gebaseerd op het advies van de geneeskundig adviseur R. Loonstein, arts. In bezwaar heeft appellant een rapportage overgelegd van M. Belleman, psychiater verbonden aan ARQ Centrum ’45. De geneeskundig adviseur R.J. Roelofs, arts, heeft na heroverweging van de medische gegevens het oordeel van Loonstein onderschreven. Uit het rapport van Belleman blijkt niet dat het hier aanvaarde oorlogsgeweld, naast vele andere (en overwegende) oorzaken, in betekenende mate een oorzakelijke rol heeft gespeeld, aldus Loonstein.
2.4.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van de daaraan ten grondslag liggende medische adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. Het rapport van Belleman geeft geen aanleiding de bevindingen van de geneeskundig adviseurs niet te volgen. In haar rapport benoemt Belleman weliswaar dat er een relatie lijkt te zijn tussen de psychische klachten van appellant en de blootstelling aan trauma’s tijdens zijn jeugd in de oorlog in Nederlands-Indië maar details over de door haar bedoelde trauma’s worden niet beschreven. Dat de klachten van appellant in de afgelopen jaren zijn opgebouwd wordt voornamelijk toegeschreven aan de verliezen die appellant in zijn familie heeft geleden. Voor het betoog van appellant dat het verlies van familieleden zijn oorlogstrauma heeft getriggerd en verergerd is in het rapport van Belleman geen aanknopingspunt te vinden. Dit alles brengt mee dat ook nu niet is gebleken dat de psychische klachten hun oorzaak vinden in het meemaken van de ongeregeldheden tijdens het verblijf in het Wilhelmina-gebouw. Het besluit van verweerder om niet tot herziening over te gaan kan de terughoudende toets van de Raad doorstaan.
2.5.
Uit 2.4 volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2021.
(getekend) H. Lagas
(getekend) D. Al-Zubaidi