Uitspraak
18.4493 PW
9 juli 2018, 18/361 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die bijstand ontving, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor stofferings- en inrichtingskosten na een verhuizing. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, omdat de kosten volgens het college behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en uit het eigen inkomen moeten worden voldaan. De Raad oordeelde dat de appellant niet in bijzondere omstandigheden verkeerde die hem zouden rechtvaardigen voor het ontvangen van bijzondere bijstand. De verhuizing was voorzienbaar en de appellant had voldoende gelegenheid om te sparen voor de kosten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt dat bijzondere bijstand alleen wordt verleend indien er sprake is van bijzondere omstandigheden die het onmogelijk maken om de kosten uit de bijstandsnorm of het inkomen te dekken.