ECLI:NL:CRVB:2021:1968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA en de geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft aangevraagd. Appellant, die eerder als customer service medewerker werkte, heeft zich op 1 juni 2016 ziekgemeld vanwege psychische en fysieke klachten. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant belastbaar is met inachtneming van zijn beperkingen, zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat zijn beperkingen zijn onderschat. Hij heeft informatie van zijn behandelaars overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de overwegingen van de rechtbank over de medische beoordeling worden onderschreven. De rapporten van de artsen van het Uwv zijn inzichtelijk en toereikend gemotiveerd, en er is voldoende rekening gehouden met alle medisch te objectiveren klachten van appellant.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies, en dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat appellant terecht is geacht 37,35% arbeidsongeschikt te zijn. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor appellanten om voldoende medische onderbouwing te leveren voor hun claims.