ECLI:NL:CRVB:2021:1965
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en de rol van deskundigen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante. Appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering had ontvangen, was van mening dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct was vastgesteld. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat appellante per 15 augustus 2017 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De deskundige, L. Greveling-Fockens, had in haar rapport geconcludeerd dat in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 september 2018 voldoende rekening was gehouden met de buik- en handklachten van appellante. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de deskundige. Appellante had aangevoerd dat de deskundige onzorgvuldig had gehandeld door geen informatie op te vragen bij haar behandelaars, maar de Raad oordeelde dat dit geen toegevoegde waarde had voor de beoordeling. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten.