ECLI:NL:CRVB:2021:1955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van niet-gemelde inkomsten uit gokactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellant, die van 16 juni 2009 tot en met 10 september 2011 en vanaf 28 december 2011 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft vastgesteld dat appellant in de periode van 2012 tot en met 2017 niet heeft gemeld dat hij contante stortingen op zijn bankrekening deed, die voortkwamen uit gokactiviteiten. Dit leidde tot een onderzoek door de afdeling Bijzonder Onderzoek van de gemeente Den Haag, waarbij bankafschriften over een langere periode zijn opgevraagd. De Raad oordeelt dat het college gerechtigd was om deze bankafschriften op te vragen, gezien de twijfels over de juistheid van de door appellant verstrekte informatie. De inbreuk op de privacy van appellant was gerechtvaardigd, omdat hij zich bewust had moeten zijn van zijn meldingsplicht met betrekking tot zijn gokactiviteiten en de daarmee samenhangende inkomsten.
De rechtbank Den Haag had eerder de beroepen van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de oordelen van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat de opgelegde boete van € 896,94 evenredig is aan de ernst van de overtreding. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraken van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond.