ECLI:NL:CRVB:2021:1952
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift inzake WIA-V
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar beroepschrift door het Uwv. Appellante, woonachtig in Duitsland, had verzet aangetekend tegen de eerdere uitspraak van 18 november 2020, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv van 4 september 2019 niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op de laatste dag van de termijn, 16 oktober 2019, ter post was bezorgd, en niet aangetekend was verzonden.
Tijdens de zitting op 28 mei 2021 heeft appellante verklaard dat zij in een zware periode verkeerde, met mishandeling en verhuizingen, wat haar zou hebben belet om tijdig te reageren. Ze stelde dat haar post vaak werd onderschept en dat dit ook in deze zaak het geval zou kunnen zijn. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de omstandigheden van appellante niet verschoonbaar waren. De Raad benadrukte dat het risico van niet-tijdige bezorging van post voor rekening van de verzender komt, vooral wanneer het beroepschrift niet aangetekend is verzonden.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.C. Boeree, met V.M. Candelaria als griffier.