ECLI:NL:CRVB:2021:1952

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
19/4359 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift inzake WIA-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar beroepschrift door het Uwv. Appellante, woonachtig in Duitsland, had verzet aangetekend tegen de eerdere uitspraak van 18 november 2020, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv van 4 september 2019 niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op de laatste dag van de termijn, 16 oktober 2019, ter post was bezorgd, en niet aangetekend was verzonden.

Tijdens de zitting op 28 mei 2021 heeft appellante verklaard dat zij in een zware periode verkeerde, met mishandeling en verhuizingen, wat haar zou hebben belet om tijdig te reageren. Ze stelde dat haar post vaak werd onderschept en dat dit ook in deze zaak het geval zou kunnen zijn. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de omstandigheden van appellante niet verschoonbaar waren. De Raad benadrukte dat het risico van niet-tijdige bezorging van post voor rekening van de verzender komt, vooral wanneer het beroepschrift niet aangetekend is verzonden.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.C. Boeree, met V.M. Candelaria als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 juli 2021
19/4359 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[appellante] thans wonende te [woonplaats], Duitsland (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

In de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
18 november 2020 heeft de Raad het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv van 4 september 2019, kenmerk [kenmerk] niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021, waar appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich met voorafgaand bericht niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 18 november 2019 is het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Daarbij heeft de Raad overwogen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellante aangegeven dat zij in een zware periode verkeerde. Zij is mishandeld en heeft op veel verschillende adressen gewoond. Ook werd haar post onderschept, werden gegevens vervalst en klopte het medisch verslag niet. Omdat appellante midden in een verhuizing zat heeft zij het dossier even naast zich neergelegd om zich volledig op de verhuizing te richten. Appellante wilde toch in beroep gaan tegen het besluit van 4 september 2019 en heeft het beroepschrift op de laatste dag van de beroepstermijn, op 16 oktober 2019, op de post gedaan. Dit beroepschrift is niet aangetekend verzonden. Op 18 oktober 2019 heeft appellante nogmaals een brief naar de Raad gezonden. Dit keer wel aangetekend.
Volgens artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Het poststempel wordt als uitgangspunt genomen voor het bepalen van de datum van ter postbezorging. De laatste dag waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend was 16 oktober 2019. Het besluit is 4 september 2019 verzonden aan de (toenmalige) advocaat van appellante mr. M. Alta.
Het door appellante ingediende beroepschrift is gedateerd op 16 oktober 2019.
De Raad heeft op 21 oktober 2019 een niet aangetekende brief ontvangen. In deze brief schrijft appellante: “bij deze dien ik een beroepschrift in tegen de beslissing van het UWV van 4 september 2019.” Op deze brief is een datum vermeld van 16 oktober 2019. Het poststempel op de envelop geeft 18 oktober 2019 aan. De Raad heeft ook een aangetekende brief van dezelfde strekking ontvangen waarvan de poststempel eveneens 18 oktober 2019 aangeeft.
Uit deze poststempels kan niet worden afgeleid dat de verzending uiterlijk op 16 oktober 2019 heeft plaatsgevonden. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Dat betekent dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift is overschreden.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Appellante heeft gesteld dat haar post in het verleden onderschept werd. Zij sluit niet uit dat dit ook in deze zaak is gebeurd en dat daarom het beroepschrift te laat is ontvangen. Daarnaast heeft zij verklaard dat de periode waarin dit speelde voor haar erg moeilijk was. Zij ondervond veel spanning en zat midden in een verhuizing.
De Raad heeft begrip voor de door appellante geschetste omstandigheden, maar is van oordeel dat deze omstandigheden de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken. Appellante heeft verklaard dat zij zich bewust was van het feit dat zij het beroepschrift op de laatste dag van de beroepstermijn, niet aangetekend, heeft gepost. Het risico dat een poststuk dan niet tijdig wordt bezorgd en de Raad niet tijdig bereikt is groot en komt voor rekening en risico van de verzender. Hierop kan geen uitzondering worden gemaakt om de redenen die appellante noemt. Als zij bang is om het risico te lopen dat haar post niet aankomt, is het juist belangrijk om te zorgen dat het moment van verzending aannemelijk kan worden gemaakt.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van V.M. Candelaria als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) V.M. Candelaria