In deze zaak heeft appellante, die bijstand heeft aangevraagd op basis van de Participatiewet (PW), hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de maanden mei, juni en juli 2018 kasstortingen en bijschrijvingen heeft ontvangen die boven de bijstandsnorm uitkwamen. Appellante stelde dat deze bedragen als leningen moesten worden beschouwd, maar heeft dit niet onderbouwd. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand terecht was, omdat appellante niet in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak, met verbetering van gronden. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.496,- en moest het college het griffierecht van € 128,- vergoeden.