ECLI:NL:CRVB:2021:194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die werd vertegenwoordigd door haar advocaat Mr. N. Talhaoui. Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 april 2020. De Centrale Raad oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was omdat het griffierecht van € 131,- niet tijdig was betaald. De gemachtigde van appellante was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met duidelijke deadlines. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan, waardoor de Centrale Raad geen andere keuze had dan het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier. Tegen deze uitspraak staat een mogelijkheid tot verzet open voor belanghebbenden binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.