ECLI:NL:CRVB:2021:1923
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding na gewijzigde beslissing op bezwaar door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 18/2134 ZW. De hoger beroepen zijn ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 25 januari 2021 tegemoet is gekomen aan de bezwaren van zowel de werkneemster als de werkgever. De werkneemster en werkgever, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H. Mahieu, hebben de hoger beroepen ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. In dit geval is het Uwv veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 4.736,61, die bestaat uit kosten voor rechtsbijstand en deskundigenrapporten. De kosten voor rechtsbijstand zijn begroot op € 1.496,- in beroep en € 748,- in hoger beroep, terwijl de kosten voor de ingeschakelde deskundige € 2.492,61 bedragen. De werkneemster en werkgever kunnen zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met H. Alajai als griffier.