ECLI:NL:CRVB:2021:1901

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20/2542 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om plaatsing in andere functie binnen de politie op basis van niet voldoen aan vereisten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, werkzaam bij de politie, had verzocht om geplaatst te worden in een andere functie, maar dit verzoek werd afgewezen door de korpschef. De korpschef stelde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarde dat hij de gewenste functie in overwegende mate had uitgevoerd. De appellant had eerder een verzoek ingediend om geplaatst te worden in de functie van [functie 3], maar dit verzoek werd afgewezen op basis van de Notitie tijdelijke tewerkstellingen en andere relevante werkinstructies. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van de appellant en de korpschef opnieuw beoordeeld. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij gedurende de vereiste periode van drie jaar de werkzaamheden had uitgevoerd die nodig waren voor de functie van [functie 3]. De Raad oordeelde dat de korpschef terecht had vastgesteld dat de appellant niet voldeed aan de cumulatieve criteria die in de Notitie waren vastgelegd. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de appellant niet in overwegende mate de werkzaamheden had uitgevoerd die aan de functie van [functie 3] waren verbonden.

Daarnaast heeft de appellant een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een collega die in vergelijkbare omstandigheden wel was geplaatst. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheden van de appellant en zijn collega niet gelijk waren, en dat de beslissing van de korpschef op basis van de individuele feiten en omstandigheden was genomen. Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond.

Uitspraak

20.2542 AW

Datum uitspraak: 29 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 8 juni 2020, 19/2093 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W. de Klein, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Klein. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Stové en [naam] .

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam bij de politie. Per 1 november 2009 is hij geplaatst op de functie van [functie 1] , schaal 8. Bij besluit van 16 december 2013 is appellant definitief geplaatst in de functie van [functie 2] , de functie waarop hij per 1 juli 2016 is geplaatst in de nieuwe organisatie.
1.2.
Op 31 augustus 2017 heeft appellant verzocht te worden geplaatst in de functie [functie 3] . Bij besluit van 5 april 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 28 maart 2019 (bestreden besluit), heeft de korpschef dit verzoek afgewezen, omdat appellant, kort samengevat, niet voldoet aan de voorwaarde dat hij de gewenste functie in overwegende mate heeft uitgevoerd. De korpschef heeft hierbij verwezen naar de Notitie tijdelijke tewerkstellingen in fase 2 van 20 september 2016 (Notitie), de Aanvulling werkinstructie inzake Tijdelijke tewerkstellingen in de periode tot 1 juli 2016 van 7 december 2016 (Aanvulling) en de Werkinstructie Tijdelijke tewerkstelling/waarneming langer dan 3 jaar na 1 juli 2016 van 4 april 2017 (Werkinstructie).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, komt de Raad tot de volgende beoordeling.
3.1.
Het geschil spitst zich ook in dit hoger beroep toe op de vraag of appellant een geslaagd beroep toekomt op de Notitie, de Aanvulling en de Werkinstructie en of er op deze grond aanleiding bestaat om hem te plaatsen op de door hem geambieerde functie van [functie 3] .
3.2.1.
De Notitie en de Aanvulling vormen een uitwerking van de in artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie neergelegde hardheidsclausule voor die situaties dat een medewerker gedurende fase 1 van de reorganisatie (dus tot juli 2016) gedurende een periode van drie jaar tijdelijk was tewerkgesteld in een andere functie. Om in aanmerking te komen voor plaatsing op de gewenste functie dient aan vier cumulatieve criteria te worden voldaan:
- De medewerker dient de door hem gevraagde LFNP-functie gedurende minimaal drie jaar voorafgaand aan 1 juli 2016 ononderbroken uit te hebben geoefend. De vraag of de gewenste functie daadwerkelijk is uitgevoerd moet worden beantwoord aan de hand van de niveaubepalende elementen van die functie. Noodzakelijk is dat vastgesteld wordt dat door het uitoefenen van de tijdelijke werkzaamheden in overwegende mate is voldaan aan de niveaubepalende elementen van de andere functie. Deze zijn omschreven in het onderdeel “kern van de functie van de betreffende LFNP-functie”;
- De tewerkstelling dient schriftelijk te kunnen worden onderbouwd door de medewerker;
- De gewenste functie moet zijn ingericht in de nieuwe formatie. Er moet dus sprake zijn van werkzaamheden die vanuit het bedrijfsvoeringsbelang ook na de reorganisatie worden gecontinueerd;
- Het functioneren van de medewerker dient voldoende te zijn.
3.2.2.
In aanvulling hierop biedt de Werkinstructie de mogelijkheid tot plaatsing in de gewenste functie voor gevallen waarin de periode van drie jaar onafgebroken uitoefenen van een andere functie wordt bereikt na 1 juli 2016, maar voor 1 juli 2017.
3.3.
Voorop staat dat in geval van appellant geen sprake is geweest van enigerlei afspraak of opdracht, in welke vorm dan ook, tot vervulling van andere dan de eigen werkzaamheden. De korpschef heeft niettemin onderzocht of appellant feitelijk toch, gedurende de vereiste periode van minimaal drie jaar voorafgaand aan 1 juli 2017, ononderbroken in overwegende mate werkzaamheden behorende tot de kern van de functie en niveaubepalende elementen van de functie van [functie 3] , schaal 9, heeft verricht.
3.4.
De korpschef heeft als kern van de functie/niveaubepalende elementen van de functie van [functie 3] getoetst op 1) analyseren, over verbeteringen adviseren, verbeteringen initiëren en vastgestelde verbeteringen implementeren, resultaten evalueren en over bijsturing adviseren van uitvoering en inzet van (werkterreingerelateerde) operationele politietaken en de inzet ervan bij de aanpak van veiligheidsproblematiek, 2) verrichten van organisatorische coördinatie, en 3) initiëren en regisseren van (werkterreingerelateerde) netwerken ten behoeve van gezamenlijke aanpak van veiligheidsproblematiek en aansturen op het maken van randvoorwaardelijke afspraken en nakoming ervan.
3.5.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaande aan 1 juli 2017 een regiepositie in netwerken heeft ingenomen in de zwaarte van die rol zoals die in de functie van [functie 3] aan de orde is. Het gaat hierbij om het sturen in netwerken op inhoudelijke samenwerking van netwerken – ook wanneer daar bestuurlijke, maatschappelijke, politieke, multinationale en multiculturele aspecten verbonden zijn en mogelijk tegenstrijdige belangen spelen – ten behoeve van de gezamenlijke aanpak van veiligheidsproblematiek.
3.5.1.
Uit de door appellant ter onderbouwing van zijn standpunt overgelegde stukken blijkt niet van zo’n vergaande regierol. Uit het stuk Dodenherdenking 4 mei 2014 [Wijk], blijkt dat appellant dit heeft gebruikt in het kader van een portfolio opdracht. Aanpak straatroof eenheid [Eenheid] dateert van 7 juni 2014 en is een arbeidsproeve, eveneens in het kader van zijn opleiding OLL. Het proces-verbaal sfeerverbaal Veiligheidsrisico Gebied [Wijk] dateert van 28 mei 2012 en valt daarmee buiten de referteperiode. De powerpoint presentatie Briefing Preventief fouilleren [Wijk] waarmee appellant de professionaliteit van collega’s heeft bevorderd valt binnen de eigen functie van [functie 2] .
3.5.2.
De door appellant overgelegde verklaringen van zijn plaatsvervangend teamchef en zijn toenmalige wijkteamchef leiden niet tot een ander oordeel. De verklaring van de toenmalige wijkteamchef van 6 juli 2020 ziet op de periode van september 2008 tot en met januari 2011 en valt daarmee buiten de referteperiode. De overgelegde verklaringen van de toenmalige plaatsvervangend teamchef zien op de periode van 2010 tot en met 2015 en daarmee eveneens grotendeels buiten de referteperiode. De korpschef heeft terecht niet dat gewicht aan deze verklaringen toegekend als betrokkene had gewild.
3.6.
Nu appellant niet in overwegende mate de werkzaamheden heeft uitgevoerd die voldoen aan het in 3.4 genoemde derde niveaubepalende element van de functie [functie 3] , voldoet hij niet aan de voorwaarden van de Notitie, Aanvulling en Werknotitie om geplaatst te kunnen worden op de door hem geambieerde functie. De overige niveaubepalende elementen genoemd in 3.4 behoeven daarom geen bespreking.
3.7.
Appellant heeft verder betoogd dat de werkzaamheden van zijn oude korpsfunctie [functie 1] schaal 8 in de dagelijkse praktijk nauwelijks verschilden met de werkzaamheden van de oude korpsfunctie [functie 1] schaal 9. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst hij naar de uitspraken van de Raad van 11 december 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:4163) en van 4 augustus 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3121), waarin dat is bevestigd. Hij wijst er daarbij op dat zijn collega’s met de functie [functie 1] schaal 9 zijn gematcht met de LFNP-functie [functie 3] , schaal 9. Dit betoog slaagt niet. De uitspraken waarnaar appellant verwijst gaan over aanvragen functieonderhoud op grond van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp, Stcrt. 2012, nr. 3097). Dat appellant destijds geen functieonderhoud heef aangevraagd komt voor zijn risico. De onderhavige procedure gaat over de plaatsing op grond van de Notitie, Aanvulling en Werknotitie, waarbij de oorspronkelijke functie van betrokkene, [functie 2] schaal 8, een gegeven is. Daar komt bij dat de transponeringstabel, behorende bij de Regeling vaststelling LFNP, het systeem van “matchen op schaal” kent en dat vereist niet het daadwerkelijk feitelijk hebben vervuld van het samenstel van taken en verantwoordelijkheden in de LFNP-functie waarnaar wordt overgegaan (vergelijk de uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550). De Notitie, de Aanvulling en de Werknotitie kennen die voorwaarde van feitelijke taakvervulling wel.
3.8.
Appellant heeft een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan. Hij verwijst daarbij naar een collega die in gelijke omstandigheden wel is geplaatst op de functie van [functie 3] . Ter onderbouwing hiervan heeft hij de beslissing op bezwaar en een verklaring van de oud-leidinggevende van de betreffende collega overgelegd. De Raad is van oordeel dat uit deze stukken niet valt op te maken dat wat betreft appellant en zijn collega sprake is van gelijke omstandigheden. De Raad volgt de korpschef in zijn standpunt dat plaatsing op grond van de hier aan de orde zijnde regelgeving gebaseerd is op een weging van alle feiten en omstandigheden van het individuele geval en niet slechts plaatsvindt op basis van een verklaring van een leidinggevende.
3.9.
Uit 3.1 tot en met 3.8 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2021.
(getekend) H. Lagas
(getekend) B.H.B. Verheul