ECLI:NL:CRVB:2021:1897
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C. Boeree
- J.B. Beerens
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder op 23 februari 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.A.M. Houberg, voerde in verzet aan dat er sprake was van een miscommunicatie over de betaling van het griffierecht. Appellant dacht dat zijn gemachtigde het griffierecht zou overmaken, maar dit bleek niet te zijn gebeurd. Pas in januari 2021 ontdekte de gemachtigde dat de betaling niet had plaatsgevonden. Tijdens de zitting op 18 juni 2021 werd ook aangevoerd dat appellant lijdt aan hersenletsel, wat zijn geheugenproblemen zou verklaren.
De Raad oordeelde echter dat, ondanks de ongelukkige situatie, de belangen van appellant geen rol konden spelen bij de beoordeling of de te late betaling van het griffierecht verschoonbaar was. De Raad wees erop dat de gemachtigde herhaaldelijk was verzocht om het griffierecht te betalen en dat appellant, gezien zijn geheugenproblemen, extra ondersteuning had moeten zoeken bij zijn administratie. De Raad concludeerde dat er geen andere feiten of omstandigheden waren die de te late betaling verschoonbaar konden maken. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd bepaald dat het te laat betaalde griffierecht van € 131,- aan appellant zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in de verzetprocedure.