Uitspraak
19.3671 PW-PV
mr. W. Nass, advocaat, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.L.J. Martens
.
BESLISSING
“Uit deze verklaring blijkt genoegzaam dat [X] sinds 1 maart 2018 haar hoofdverblijf bij eiser heeft en dat sprake is van wederzijdse zorg. Dat eiser in zijn verklaring gebruikmaakt van bewoordingen als “best vaak” en “eigenlijk” doet, anders dan eiser meent, niet af aan de strekking ervan. Uit de verklaring van eiser volgt immers dat [X] in de eerste maanden van hun relatie een paar dagen per week bij eiser kwam, maar dat zij sinds maart 2018 hoofdzakelijk bij hem woont. Ook is door eiser verklaard dat [X] zo goed als altijd bij hem is en zij op papier bij haar moeder woont maar feitelijk altijd bij hem is. Uit de verklaring volgt verder dat [X] eiser helpt met de kinderen, zij eveneens helpt met koken, zij het huis schoonmaakt en eiser gebruik mag maken van haar auto terwijl eiser op zijn beurt [X] iedere dag naar haar werk brengt en de boodschappen doet.”
De Raad kan zich met deze overwegingen verenigen en maakt deze tot de zijne. Hieraan wordt nog toegevoegd dat uit de verklaring van 8 juni 2018 geenszins blijkt dat X ten tijde hier van belang slechts bij hem op bezoek kwam, zoals appellant in hoger beroep heeft gesteld.