ECLI:NL:CRVB:2021:1861
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering dwangsom voor niet tijdig beslissen op aanvraag bijzondere bijstand voor eigen bijdrage rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om de weigering van een dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, omdat er tijdig is beslist op een aanvraag voor bijzondere bijstand. Appellante had op 10 december 2018 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een eigen bijdrage rechtsbijstand. Deze aanvraag werd later aangevuld op 8 maart 2019. Het college heeft op 8 april 2019 beslist op de aanvraag, maar appellante stelde dat er geen beslissing was genomen op de aanvullende aanvraag, waardoor het college een dwangsom verschuldigd zou zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de aanvullende aanvraag geen nieuwe aanvraag is, maar een aanvulling op de oorspronkelijke aanvraag. De Raad bevestigt dat er tijdig is beslist en dat appellante bezwaar had kunnen maken tegen het besluit van 8 april 2019. De Raad komt tot de conclusie dat het college terecht heeft besloten dat er geen dwangsom verschuldigd is. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam wordt bevestigd.