ECLI:NL:CRVB:2021:186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van de inlichtingenplicht door appellante met betrekking tot huwelijk en toeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die een toeslag ontving op basis van de Toeslagenwet (TW), heeft verzuimd om haar huwelijk in 2016 door te geven aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft daarop de aan appellante toegekende toeslag met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 3.440,28 bruto teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Centrale Raad oordeelde dat appellante de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar huwelijk, wat van invloed was op de hoogte van haar toeslag. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en stelde vast dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat haar huwelijk gevolgen zou hebben voor haar toeslag, gezien het inkomen van haar echtgenoot. De Raad verwierp ook de stelling van appellante dat het Uwv haar had meegedeeld dat zij geen wijziging hoefde door te geven, omdat uit de telefoonregistratie niet bleek dat een medewerker van het Uwv deze informatie had verstrekt.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig doorgeven van wijzigingen in persoonlijke omstandigheden aan het Uwv en bevestigt dat de zesmaandenjurisprudentie niet van toepassing is in gevallen van schending van de inlichtingenplicht. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.