ECLI:NL:CRVB:2021:1859
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van dwangsom voor niet tijdig beslissen op aanvraag bijzondere bijstand voor eigen bijdrage rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van een dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat er tijdig was beslist op een aanvraag voor bijzondere bijstand. Appellant had op 12 februari 2018 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de kosten van een eigen bijdrage voor rechtsbijstand. Deze aanvraag werd later aangevuld op 11 april 2018. Het college heeft op 19 april 2018 beslist op de oorspronkelijke aanvraag, waarbij een bedrag van € 77,- aan bijzondere bijstand werd toegekend. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, ondanks dat hij in juli 2018 het college in gebreke heeft gesteld voor het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvullende aanvraag. Het college heeft geoordeeld dat de aanvullende aanvraag geen nieuwe aanvraag was, maar een wijziging van de oorspronkelijke aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een nieuwe aanvraag en dat het college terecht geen dwangsom verschuldigd was aan appellant. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige beslissingen op aanvragen en de voorwaarden waaronder een aanvraag als aanvullend kan worden beschouwd.